Seksuele intimidatie op de werkvloer in het
#MeToo tijdperk
In oktober 2017 brak het #MeToo
tijdperk aan. Vanaf dat moment wordt wereldwijd de hashtag #MeToo gebruikt om
aan te geven dat degene die een bericht met die hashtag op sociale media plaatst,
te maken heeft gehad met seksuele intimidatie op de werkvloer.
Hashtag #MeToo heeft dit probleem
volop onder de aandacht gebracht. Maar dit probleem is natuurlijk niet nieuw. Seksuele
intimidatie op de werkvloer is helaas van alle tijden. Er bestaat dan ook al sinds jaar en dag wetgeving
op dit gebied.
Wat is seksuele intimidatie?
Artikel 7:646 lid 8 BW definieert
seksuele intimidatie als: “enige vorm van
verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel
of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het
bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of
kwetsende omgeving wordt gecreëerd”.
Met dit wetsartikel is een Europese
Richtlijn
omgezet in Nederlands recht.
In de richtlijn werd wel een
onderscheid gemaakt tussen “gewenst”
en “ongewenst” gedrag met een seksuele
connotatie. De Nederlandse wetgever koos bewust ervoor om dat onderscheid niet in
de wet op te nemen. Dit om oeverloze discussies tussen de pleger en het slachtoffer
over de gewenstheid van het grensoverschrijdende gedrag te voorkomen.
De Nederlandse wetgever koos voor
een objectieve benadering. Als er op de werkvloer sprake is van bijvoorbeeld dubbelzinnige
opmerkingen, onnodige aanrakingen, gluren of pornografische afbeeldingen dan
levert dat seksuele intimidatie op, ongeacht of de pleger stelt dat zijn
bedoelingen louter onschuldig waren.
Er is echter meer wetgeving. Artikel 3 lid 2 van de Arbowet verplicht
de werkgever om seksuele intimidatie te bestrijden. En artikel 7:658 BW verplicht de
werkgever om te voorkomen dat een werknemer schade lijdt bij het uitvoeren van zijn
werk.
En tenslotte is er de Wet Gelijke
behandeling van mannen en vrouwen. Artikel 1 en 1a van die wet
verbieden uitdrukkelijk seksuele intimidatie.
FNV-onderzoek naar seksuele intimidatie
Hoe effectief is nu al die
wetgeving?
In 2017 liet de FNV een onderzoek
uitvoeren naar seksuele intimidatie. Dat leverde de volgende uitkomsten
op:
• 74% van de intimidatie vindt
plaats op het werk zelf in plaats van bijvoorbeeld tijdens de kerstborrel. In
de sector zorg en welzijn meldt 26% dat de intimidatie plaats vindt bij een
patiënt of klant thuis.
• Voor een derde van alle
slachtoffers had de intimidatie gevolgen. De meerderheid van hen vermijdt
bepaalde plaatsen. Wanneer bij de vraag naar de gevolgen van intimidatie de
categorie ‘grapjes’ wordt weggelaten, heeft maar liefst 51% van de slachtoffers
last van de intimidatie.
• Meer dan de helft van de
slachtoffers heeft geen melding gedaan van de intimidatie. De voornaamste reden
om dit niet te doen was om de relatie met collega’s niet te verslechteren. Op
de tweede plaats stond dat men vreesde toch niet serieus genomen te worden.
• Bijna de helft van degenen die
er melding van hebben gemaakt, voelt zich hierna beter behandeld door de
werkgever (47%). Dit betekent dat er voor de overige 53% niets is veranderd of
dat de zaak is verslechterd. Dit is in strijd met wat er zou moeten gebeuren
wanneer men melding maakt van intimidatie.
• In het onderzoek is gevraagd of
men bekend is met het beleid van de werkgever omtrent seksuele intimidatie. Er
is in deze vraag specifiek gevraagd naar de punten uit de Inspectiemodule van
ISZW. 20% weet niet wat het beleid van de werkgever is op het gebied van
seksuele intimidatie. De vertrouwenspersoon is met 43% het meest bekend,
gevolgd door gedragsregels van de werkgever (30%) en een klachtenregeling
(27%). Slechts 21% geeft aan dat leidinggevenden ingrijpen bij seksuele
intimidatie. 16% geeft aan dat er voorlichting is gegeven.
De FNV concludeert in het
onderzoek dat er nog veel te verbeteren valt bij de aanpak van seksuele
intimidatie. De FNV wil dat bedrijven hierover een actief beleid opstellen en dat
de helft van de ondernemingen die nog geen vertrouwenspersoon heeft aangesteld,
dat alsnog doet.
Maatregelen tegen seksuele intimidatie
De wet definieert het begrip
seksuele intimidatie, verbiedt seksuele intimidatie en legt werkgevers de
verplichting op om beleid tegen seksuele intimidatie te ontwikkelen.
De wet schrijft echter niet voor
welke disciplinaire maatregelen de werkgever moet opleggen aan de pleger.
De werkgever kan kiezen uit
diverse maatregelen. Zo kan hij ervoor kiezen om de pleger te waarschuwen, hem (al
dan niet openbaar) te berispen, hem (al dan niet met behoud van loon) te
schorsen, hem niet een loonsverhoging te geven, hem een geldboete op te leggen (als
die mogelijkheid is opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst of cao), hem over te
plaatsen of hem te ontslaan.
Ontslag
De pleger ontslaan is de meest
verregaande maatregel die een werkgever kan nemen.
Bij elk voorgenomen ontslag en
dus ook bij een ontslag wegens seksuele intimidatie geldt dat de rechter alle
omstandigheden van het geval moet bekijken om te bepalen of dat ontslag al dan niet
gerechtvaardigd is.
Uit de rechtspraak op dit terrein
blijkt dat bij seksuele intimidatie vooral de volgende aspecten van belang
zijn:
·
Wist de pleger dat zijn gedrag onaanvaardbaar
was: was er een duidelijk beleid bij de werkgever of had de pleger al eerder een
waarschuwing gehad?
·
Handhaafde werkgever dat beleid ook consequent?
·
Gaat de misdraging zover dat de arbeidsovereenkomst
niet langer in stand kan blijven?
·
Had de pleger een lang dienstverband?
·
Wat waren de intentie van de pleger?
·
Was er een gezagsverhouding tussen pleger en
slachtoffer?
Conclusie
De hashtag #MeToo heeft het
probleem van seksuele intimidatie op de werkvloer weer volop onder de aandacht
gebracht.
De regering reageerde
hierop door een nieuwe bewustwordingscampagne te lanceren en een actieteam
samen te stellen dat bedrijven moet helpen bij de bestrijding van seksuele
intimidatie op de werkvloer.
Het maatschappelijk debat en de
aandacht voor dit ernstige probleem zullen ook hun weerslag hebben op de rechtspraak.
Verwacht wordt dat rechters strenger zullen zijn zowel voor plegers als voor werkgevers
die hun zaakjes niet op orde hebben. Plegers doen er goed aan hun gedrag te
wijzigen. En werkgevers doen goed aan om een actief beleid op dit terrein te
gaan voeren en dat beleid ook constant binnen hun onderneming uit te dragen.
Peter Pijpelink
Reacties
Een reactie posten